Keizerspinguïns hebben dan eigenlijk al gedaan met het werk, want zij bouwen geen nest, maar leggen het ei,
en later het jong, op de poten tussen een huidplooi. Ook koningspinguïns brengen op die wijze hun jongen voort.
Deze verdedigen hun nestplaats, die een diameter heeft van 50 à 70 cm (de reikwijdte van de vleugels en snavel)
tegenover hun buren hoewel er eigenlijk geen daadwerkelijk nest is. Ze verdedigen enkel hun eigen broed tegenover vijanden,
en vormen geen front.
Keizerspinguïns zijn wel aangewezen op elkaar en staan dicht opeen gepakt in een grote groep. Zij draaien daarbij rond,
zodat elk dier zich af en toe kan opwarmen in het centrum. Keizerspinguïns broeden
namelijk in de Antarctische winter in een ijzige kou.
Alle andere soorten bouwen op de één of andere wijze een nest.
De Spheniscus-pinguïns (humboldt-, afrikaanse, galapagos- en magelhaenpinguïns) en de dwergpinguïns nestelen
in gaten of holen om zich zo enigermate tegen de zon te beschermen. Ze graven met hun snavel en klauwen een hol van
ongeveer 1 m diepte in de grond.
Dan versieren ze het met alle zachte nestmateriaal dat ze kunnen vinden, zoals twijgjes, bladeren en zelfs papier e.d.
In sommige nesten vind men ook blikjes, olievaatjes of een filmdoos. Dit laatste bewijst spijtig genoeg weer eens hoe
zorgeloos wij met onze afval omgaan.
De Pygoscelis (adélie-, ezels- en kinbandpinguïns) maken een nest van stenen,
omdat dit meestal het enige is dat men vindt in hun omgeving. Daar ze met velen
op een kleine plaats nestelen is diefstal dan ook schering en inslag.
Dat deze stenen heel belangrijk zijn, merkt men uit volgende anekdote :
Men
heeft gemerkt dat adélievrouwtjes soms doen alsof ze nog alleenstaand
zijn en zich dan het hof laten maken door een mannetje dat nog op zoek is naar
een partner. Deze biedt z'n aanbedene nl. steentjes aan om haar te imponeren.
Hoe groter en mooier de steen hoe groter de kans om een paar te worden. Vrouwtjes
nutten dit uit om hun reeds bestaande nest te verbeteren. Tegen de tijd dat
het mannetje doorheeft dat ze hem voor de gek houdt, is het meestal te laat.
Voordeel van deze stenen nesten is dat ze hoger liggen dan de omgeving
en op die wijze de jongen beschermen tegen onderkoeling door smelt- en regenwater,
die regelmatig de omgeving wegspoelt, en de vele mest die overal rond ligt.
De kuifpinguïns (Eudyptes) bouwen hun nest in de bestaande holen in rotsen.
Ze versieren het met alles wat ze vinden aan zacht materiaal. De nabijheid van soortgenoten hangt af van de soort.
Macaronipinguïns nesten dicht bij elkaar in grote kolonies, terwijl fjordlands ver van elkaar hun nest bouwen.
volgend hoofdstuk: Paring